Taal bij kleuters

Een nieuw begin van het schooljaar waarin veel vierjarigen naar de basisschool gaan, is een spannend moment voor veel kleuters en hun ouders. Hoe gaat je kind zich ontwikkelen? Welke verwachtingen heb je zelf als ouder? Wat moet je kind eigenlijk gaan leren en/of beheersen op het gebied van taal en rekenen in groep 1 en 2? In een paar opeenvolgende blogs zal ik wat informatie geven gericht op  ontwikkeling rekenen en taal van de kleuter in groep 1 en 2. Kleuters hebben nog veel ruimte nodig waarin ze kunnen bewegen en ontdekken. Op veel scholen, afhankelijk van het leerlingaantal en beschikbare ruimte, zullen er “speelhoeken” aanwezig zijn waarin er “betekenisvol” kan worden gespeeld. Het kind zal sociaal en cognitief worden uitgedaagd.Waar het kind eerst “manipuleerde” met allerlei materialen zal er nu sprake zijn van het ontstaan van rolgebonden handelingen. Taal en denken ontwikkelt zich nu snel. Het fantasiespel met andere kinderen nodigt uit tot creatief en rijk taalgebruik. het kind gaat nu betekenis geven aan zijn/haar handelingen en “begrippen” worden  ervaren ( meer/minder; groter/klein etc) De leerkracht heeft hierbij een actieve rol door in gesprek te gaan met het kind of (denk)vragen te stellen, of te laten reflecteren. Door voorlezen worden kinderen enthousiast gemaakt om aan het leesproces te beginnen. Een goede leerkracht zal kennis  moeten hebben van de ontwikkeling van emotionele en cognitieve groei, motorische ontwikkeling, waar als rode draad de taalontwikkeling doorheen loopt. Maar vooral oog hebben voor de eigenheid van het kind!

 Een rijke omgeving voor peuters en kleuters wordt geboden wanneer voldaan is aan drie voorwaarden:
1. Een uitdagende maar vooral veilige leeromgeving waarin veel ruimte wordt geboden voor vrij spel.
2  Speelhoeken waarin n.a.v. een thema kan worden gespeeld en ontdekt.
3 Een rijk aanbod aan gesproken taal en voorleesactiviteiten ( boekenhoek, kamishibai)
4 Liedjes zingen en leuke spelactiviteiten
Het valt op dat je kleuter
  • steeds langere zinnen maakt
  • de woordvolgorde in zijn/haar zinnen steeds meer gaat lijken op die van jou
  • het nog moeilijk vindt om alle regels van de grammatica juist toe te passen
  • het aantal woordsoorten uitbreidt
  • binnen de woordsoorten meer woorden tot zijn beschikking heeft.

Tot nu toe gebruikte je kind de volgende woordsoorten:

  • zelfstandige naamwoorden: poes, bal, auto, straat
  • werkwoorden: lopen, fietsen, kijk, ga
  • bijvoeglijke naamwoorden: mooi, snel, schoon
  • voorzetsels: in, op, bij
  • voornaamwoorden: ik, jij, hij, zij, wij
  • verwijswoorden: deze, die, dit, dat
  • vraagwoorden: wie, wat, waar

Daar komen nu nog twee woordsoorten bij:

  • lidwoorden: de, het, een
  • voegwoorden: maar, en, omdat, als

Je kleuter leert de grammaticale regels van de taal steeds beter toepassen. Maar het gaat nog niet altijd vlekkeloos:

  • meervoud en enkelvoud gaat vaak goed, maar je kind kan zich nog wel eens vergissen: ‘zwembatten’
  • de werkwoordstijden worden soms nog wel eens verkeerd gebruikt: ‘ik keekte’
  • het gebruik van persoonlijke voornaamwoorden gaat niet altijd goed. Vooral het verschil tussen ‘hij’-‘zij’ en ‘hem’-‘haar’ kan nog wel eens voor problemen zorgen
  • vraagzinnen beginnen nu ook met ‘waarom’, ‘hoe’ en ‘wanneer’